De cavia komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika. Ze werden gedomesticeerd door de Inca’s en gehouden voor het vlees. In Peru wordt de cavia nog steeds gegeten. Het is een traditioneel gerecht en delicatesse bekend als cuy.
Rond 1500 zijn ze door Spaanse ontdekkingsreizigers meegenomen naar Europa. Koningin Elizabeth I van Engeland had ook een cavia. In haar tijd rond 1600 was de cavia nog een duur en exotisch dier. De cavia werd pas een populair huisdier na de Tweede Wereldoorlog.
Cavia’s zijn knaagdieren en worden gemiddeld zes jaar oud. Het vrouwtje heet een zeug en het mannetje een beer. Ze zijn er in allerlei kleuren en de vacht kan zowel lang‑, als kortharig zijn, glad of ruw, recht of met krullen. Ook zijn er cavia’s met kruinen in de vacht, deze worden ook wel borstels genoemd. Langharige cavia’s moeten geborsteld worden en bij alle cavia’s moeten de nagels zeer regelmatig geknipt worden.
In het wild leeft de cavia in grote groepen. Het zijn echte groepsdieren en een cavia heeft daarom ook een soortgenootje nodig. Over het algemeen zijn cavia’s gemakkelijke en vriendelijke dieren, die vrijwel nooit bijten of krabben.